Lokale en provinciale besturen zijn verplicht hun meerjarenplanningen vanaf 2026 uit te breiden met een gedetailleerde toelichtingsnota voor raadsleden. Deze nota moet een duidelijk overzicht bieden van de personeelsinzet, uitgedrukt in voltijdse equivalenten (VTE), per afdeling of dienst. Het doel is om raadsleden, die niet altijd bekend zijn met de complexiteit van overheidspersoneel, beter inzicht te geven in de financiële keuzes van het bestuur.
De toelichting moet de belangrijkste aannames en uitgangspunten voor het ramen van inkomsten en uitgaven expliciteren, met speciale aandacht voor personeelsuitgaven.
Belangrijke factoren voor de loonkost
De loonkostraming is afhankelijk van meerdere factoren:
-
Indexering: Lonen stijgen met 2% zodra de spilindex wordt overschreden. Deze stijgingen hebben een onmiddellijke impact op het brutoloon, werkgeversbijdragen en eindejaarstoelagen.
-
Barema's en anciënniteit: De loonkost stijgt periodiek door automatische baremieke verhogingen. Daarnaast kan een medewerker doorgroeien naar een hogere loonschaal via bevordering, wat ook de loonkost verhoogt.
-
Pensioenlasten: De pensioenbijdrage voor statutaire ambtenaren is een stijgende kost voor besturen met nog veel statutairen, aangezien minder actieve ambtenaren de pensioenen van meer gepensioneerden financieren.
-
Sociale bijdragen: Wijzigingen op federaal of Vlaams niveau, zoals het verdwijnen van de jongerenbonus, beïnvloeden de werkgeversbijdragen.
Personeelsinzet en strategische keuzes
De personeelsinzet wordt bepaald door de formatie en de verwachte personeelsbewegingen:
-
Uitstroom: De natuurlijke uitstroom door pensioen en ontslag moet worden begroot, evenals de aannames over de vervangingsgraad van vertrekkende medewerkers.
-
Rekruteringsgraad: De krapte op de arbeidsmarkt maakt dat niet alle vacatures kunnen worden ingevuld. Een realistische rekruteringsgraad (bijv. 70-100%) moet worden opgenomen in de planning.
-
Strategische uitbreiding: Extra personeel voor nieuwe beleidsdoelen (bijv. duurzaamheid, digitalisering) moet structureel worden begroot.
-
Flexibilisering: Besturen moeten nadenken over hoe ze omgaan met tijdelijke subsidies en projecten. Kiezen ze voor tijdelijke contracten of nemen ze personeel structureel in dienst?
HRM-beleid en externe factoren
Beleidskeuzes en externe invloeden bepalen eveneens de loonkost:
-
Statuut: De verhouding tussen statutaire en contractuele werknemers heeft een grote impact. Statutairen zijn duurder door hun hogere pensioenlasten, terwijl contractuelen flexibeler zijn.
-
Digitalisering: Hoewel digitalisering de efficiëntie kan verhogen en op termijn personeel kan besparen, vergt het ook investeringen in nieuwe profielen en kan er een tijdelijke stijging van de kosten zijn.
-
Welzijn en verzuim: Ziekteverzuim, langdurige afwezigheid en re-integratiebeleid beïnvloeden de daadwerkelijke personeelsinzet.
-
Leeftijdspiramide: De vergrijzing van het personeelsbestand kan leiden tot een pensioengolf, wat vraagt om een doordacht beleid rond aanwerving en kennisoverdracht.
Tot slot hebben ook federale en Vlaamse beslissingen een grote impact op de personeelsinzet, bijvoorbeeld door het doorschuiven van taken zonder voldoende financiering. Al deze elementen moeten op een toegankelijke manier worden toegelicht, zodat raadsleden de financiële nota van het meerjarenplan volledig kunnen beoordelen.
Een uitgebreid artikel over de materie met de nodige indicatoren, kan u vinden via HR-connect: Uitgangspunten voor de raming van de personeelskost in de meerjarenplanning, 8 september 2025