Relatie tussen schoolbesturen en directies heeft invloed op onderwijskwalieit.

Door: Bron: Het Rekenhof, publicatie Vlaams Parlement 9/10/2019 13-10-2019

Categorieën
:
Kandidaat, Overheid - kandidaat, Zorg,

Schoolbesturen dragen de eindverantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het onderwijs en voor het goed functioneren van hun scholen. De Vlaamse overheid heeft nog maar weinig zicht op de individuele kenmerken, werking en wijze van beleidsvoering van de schoolbe- sturen. Het Rekenhof heeft getracht die gegevens in kaart te brengen via een survey bij een steekproef van voorzitters en directeurs. Bij algemene uitspraken over schoolbesturen dient ermee rekening gehouden te worden dat de antwoorden van maar 1 voorzitter van het GO zijn opgenomen en dat het Rekenhof de individuele kenmerken van de bestuursleden van het OGO niet heeft bevraagd.

Een schoolbestuur kent gemiddeld 8 leden. 35,5% van de bestuursleden heeft onderwijservaring, 44,4% bestuurservaring. De bestuursleden hebben gemiddeld een eerder hoge leeftijd (50+) en zijn doorgaans onbezoldigd. Opvallend is dat 11% van de besturen geen enkel lid heeft met onderwijservaring. Vanwege de controle- en verantwoordingsfunctie en de inhou- delijke ondersteuning van de directeur, is het cruciaal dat de schoolbesturen voldoende exper- tise hebben in alle beleidsdomeinen. Expertise vormt bij een aantal besturen echter een pro- bleem. De 3 beleidsdomeinen waar volgens de voorzitters zelf het vaakst expertise ontbreekt, zijn het zorg- en GOK-beleid (31%), het pedagogisch beleid (21,2%) en het participatiebeleid (19,3%). In de beleidsdomeinen kwaliteitsbeleid en personeelsbeleid gaven respectievelijk 18,5% en 12,9% van de voorzitters aan expertise te missen.

Voorzitters en directeurs zijn vrij tevreden over hun onderlinge samenwerking, maar de direc- teurs zijn minder positief dan de voorzitters. 5 tot 17% van de directeurs hadden een negatief oordeel omdat ze te weinig worden betrokken bij beslissingen van het bestuur. De mate van samenwerking is het grootst bij eenpitters (schoolbesturen met 1 school) en neemt af bij grotere besturen.

Zowel de mate waarin besturen beslissingen nemen als de taakopvatting van de besturen ver- schilt sterk tussen de beleidsdomeinen onderling. Wat betreft de taakopvatting, beschouwt een meerderheid van de voorzitters het bestuur als beleidsbepalend voor strategisch beleid,nancieel en materieel beleid, en externe relaties. In de andere beleidsdomeinen is dat veelminder het geval. Zo zijn een aanzienlijk aantal schoolbesturen in het personeelsbeleid, parti- cipatiebeleid, identiteitsbeleid, kwaliteitsbeleid, pedagogisch beleid, en zorg- en GOK-beleid niet beleidsbepalend, maar eerder toezichthoudend of bekrachtigend. De perceptie van de voorzitters en de directeurs over de taakopvatting van de besturen verschilt bovendien in grote mate. In het algemeen beschouwen voorzitters het bestuur vaker als beleidsbepalend dan de directeurs. Ook zijn schoolbesturen onderling vrij divers qua taakopvatting. Met uit-zondering van het nancieel en materieel beleid zijn er in elk beleidsdomein zowel beleids- bepalende en toezichthoudende schoolbesturen als bekrachtigende.

 

Het Rekenhof onderzocht of er een verband is tussen de beleidsvoering van de schoolbesturen en bepaalde kwaliteitsaspecten van het onderwijs. Het ging daarbij uit van een ruime invulling van het begrip kwaliteit. De analyse toonde duidelijk het belang aan van een goede samenwerking tussen het schoolbestuur en de directeur. Zo is er een positief verband tussen de mate van samenwerking die de directeur ervaart met het bestuur en een betere opvolging van de leerlingen in de school, alsook een hogere kwaliteit in het zorg- en GOK-beleid, het participatiebeleid en het beleid rond Brede School. De beleidsvoering van de schoolbesturen bleek ook positief samen te hangen met de kwaliteit van het participatiebeleid: de kwali- teitsindicator stijgt naarmate de schoolbesturen systematisch de beslissingen nemen in dat beleidsdomein.

De statistische analyse toonde geen verband met de andere kwaliteitsindicatoren. Omdat debestuurscontext niet altijd dezelfde is, is het mogelijk dat er binnen speci eke populaties ofcontexten nog andere verbanden mogelijk zijn. Bij lagere scholen in het VGO toonde de ana- lyse van het Rekenhof bijvoorbeeld dat bepaalde combinaties van aspecten van de beleidsvoe- ring samenhangen met betere leerprestaties. Verder onderzoek is hier raadzaam.